Hotel La Grotte
Na het ontbijt stond Pierre in de deuropening van zijn hotel en keek naar de grijze lucht. Het hoogseizoen was begonnen maar ook dit jaar nam het aantal gasten af. Hij had het zo mooi weten te omschrijven op zijn pas gelanceerde website: “Hotel La Grotte is gelegen aan de rand van het Parc Naturel Régional in het hart van de Morvan, een van de dunst bevolkte regio’s van Frankrijk. Hier vindt u nog rust en stilte in een gebied met prachtige wandel- en fietsroutes. U bevindt zich in de Bourgogne met zijn wereldberoemde wijngaarden en culinaire traditie. Elke kamer heeft uitzicht op het bos.”
Jongeren uit
het gehucht La Garenne en de dorpjes eromheen trokken weg, naar de stad. Verder
hadden de traditionele hotels meer concurrentie te duchten van gîtes en chambres
d’hôtes. Deze lokten weliswaar toeristen naar het gebied, maar niet naar zijn
hotel, stelde hij vast. Nou ja, behalve enkele nieuwe klanten die op het terras
iets kwamen drinken. Soms bleven ze eten. Maar omdat ze een huisje of kamer
hadden gehuurd, kookten ze meestal zelf.
De generatie
van backpackers liet rustige familiehotels links liggen. Voor kleine boeren die
hun métier noodgedwongen hadden moeten opgeven in de moordende concurrentie met
grootschalige landbouwbedrijven was de verhuur van gîtes en chambres d’hôtes
een uitkomst om rond te komen - voor de horeca vormden deze onderkomens een
bedreiging.
Pierre en Claire
hielden het hoofd boven water dankzij een kleine schare vaste klanten. Enkele
stamgasten op het terras, aan de bar, in het restaurant en hotel. Door de
vergrijzing werden dat er steeds minder. Personeel konden ze niet meer betalen.
Moest hij de zaak sluiten? Of moderniseren? Voor dat laatste was geen geld.
Zo stond
Pierre elke ochtend te piekeren in de deuropening, uitkijkend op bos en akkers.
Een enkele keer groette hij een bekende uit het dorpje. In de verte loeide af
en toe een limousin of was de roep te horen van een buizerd of sperwer.
Een kerk,
een bakkerij en een hotel-restaurant – daar moest La Garenne het van hebben.
Voor het overige gingen de bewoners naar Étang-sur-Arroux of Autun. De pastoor hield
er rekening mee dat zijn kerk elke zondag redelijk vol zat. Er kwamen ook
parochianen uit dorpen waar de kerk zijn deuren had moeten sluiten. Pastoor
Jean sprak er weleens over met Pierre en Claire. De boulanger had evenmin te klagen over klandizie. De katholieken
waren hier trouw aan hun eigen parochie - het gaf hun een soort familiegevoel -
en brood aten ze nu eenmaal dagelijks. Een hotel-restaurant daarentegen kan
minder leunen op lokale bewoners.
Toch had La
Garenne iets binnen haar grenzen dat meer toeristen zou kunnen trekken, en dat
was een replica van de grot van Massabielle te Lourdes. Deze lag verscholen in
het bos op een heuvel, enkele honderden meters van de dorpskern. Er liep een
weg langs, maar als je je er niet van bewust was, reed je er zo voorbij. Om het
bescheiden bedevaartsoord te bereiken, moest
je eerst een hekje door en dan een trap op. Pierre reed er regelmatig langs en
zag er vrijwel nooit iemand bij de toegang. Viel er niets te bedenken om de
aandacht erop te vestigen? Deze gedachte sluimerde al enkele jaren en werd
steeds sterker. Hij zou het er die avond met Claire over hebben.
Iets
opgewekter dan anders zei hij zijn vrouw gedag, stapte in zijn oude Peugeot
bestelbus en ging op weg naar Autun voor de noodzakelijke inkopen. Claire hield
zich bezig met het ontbijt voor de gasten, het uitchecken, kamers gereedmaken
en hopelijk met het inchecken van enkele nieuwe hotelgasten. Het was vrijdag; ze
verwachtten wat meer klanten dan op de afgelopen dagen. Tijdens de rit overwoog
hij nog even langs de namaak-grot te rijden, om er een kijkje te nemen, maar
zag ervan af.
“Eerst maar
eens horen hoe Claire erover denkt”.
La Grotte was
gebouwd in het midden van de negentiende eeuw en deed enkele generaties dienst
als familiehotel. Zijn naam kreeg het pas toen de replica in het bos was gefabriceerd
in 1907. Nadat de laatste telg uit de familie zeven jaar geleden was vertrokken
uit La Garenne naar Autun, en het hotel enige maanden leeg stond, besloten
Pierre en Claire het erop te wagen. Ze verkochten hun restaurant voor een goede
prijs en namen La Grotte voor een habbekrats over. Dat was het moment dat ze
hun zonen Alphonse en Nicolas achterlieten in Étang-sur-Arroux.
Pierre en Claire
lieten het interieur vrijwel onaangetast: betegelde vloeren, donkere houten
lambrisering langs de wanden en houten balken aan het plafond. De kop van een
everzwijn en het wagenwiel bleven aan de muur hangen.
Hoe slecht
het ook ging met de omzet, ze genoten elke dag van de ligging, de rust, de
schoonheid van het landschap en de gemoedelijke sfeer. Ze namen de tijd voor hun
klanten, waren op de hoogte van het wel en wee van hun stamgasten en zetten hun
graag een goede maaltijd en goede wijnen voor. Boeuf Bourguignon was hun
specialiteit. Als hun klanten genoten, deden Pierre en Claire dat ook – daarom
hielden ze het al zeven jaar vol.
Claire
serveerde het echtpaar Le Grand uit Parijs een fles Nuits- Saint-Georges en
vertelde uitgebreid over deze wijn. Verder was er een Nederlands echtpaar waar
Pierre zich mee bezighield, meneer en mevrouw Noteboom. Beide stellen hadden
hun vaste tafels in het restaurant, elke zomer, al zo’n jaar of vijftien. Omdat
de tijdelijke sluiting van het hotel in de winter was gevallen, hadden ze niets
gemerkt van de overname. De Fransen bleven altijd twee weken, de Nederlanders
drie. De Notebooms spraken redelijk Frans en vertelden elk jaar hoe ze La
Grotte hadden ontdekt, de ene keer aan Pierre, de andere aan Claire.
“We waren
onderweg naar Autun en zouden daar een hotel zoeken”, begon meneer Noteboom.
“Maar u
raakte de weg kwijt!” vulde Pierre aan.
“Ja, hoe
weet u dat?”
Behalve de Le
Grands en de Notebooms waren er drie andere stellen in het restaurant, waarvan
er twee bleven overnachten. Eerder op de avond hadden er vier mensen gegeten en
op het terras en aan de bar stond het aantal klanten vandaag op zes. Père Emil zat er nog steeds aan een glas
macvin de Jura. Vier van de tien
kamers waren bezet. Het kon slechter, dacht Pierre.
Toen de
laatste gasten waren vertrokken naar hun kamers, de vaatwasmachine aan stond en
de deur van La Grotte op slot was, pakte Pierre een reeds geopende fles Bourgogne
en schonk Claire en hemzelf een glas in, zoals elke dag op dit tijdstip. Aan de
keukentafel namen ze meestal de dag door. Deze keer had Pierre iets anders te
bespreken.
Na een halve
minuut te hebben gezwegen zei hij: “Claire, ik heb de laatste tijd veel
nagedacht over de vraag hoe we meer klanten kunnen trekken”.
“Je hebt een
paar maanden geleden met hulp van Nicolas een website gebouwd! Denk je niet dat
die zijn vruchten gaat afwerpen?”, antwoordde zijn vrouw, die een elastiekje
uit haar lange zwarte haar haalde, en even met haar hoofd schudde.
“Tot nu toe
in elk geval niet. Nicolas heeft me vorige week de statistieken laten zien van
het aantal bezoekers ervan, en dat valt nogal tegen. Natuurlijk is het een mooi
uithangbord. We gaan met onze tijd mee. Maar hoeveel nieuwe bezoekers
reserveren online? Drie tot nu toe.”
Ze
proostten.
“Op de
website!” Claire moest er een beetje bitter om lachen.
“Ik heb eens
zitten denken…” begon Pierre nadat hij een slok had genomen.
“Om welke
reden zouden er nu meer toeristen naar een gehucht als La Garenne komen?”,
vervolgde hij.
‘’Vanwege
ons uitstekende hotel!” riep Claire uit.
“Dat is
natuurlijk een heel goede reden, dat ben ik met je eens. Maar we hebben geen
Michelin-ster. Weliswaar een vermelding, maar geen ster. We moeten onder ogen
zien dat het aantal klanten terugloopt.”
“En, dus…?”
“Je weet dat
hier vlakbij de grot van Lourdes is nagebouwd. Kunnen we daar niet iets mee? De
echte grot trekt miljoenen mensen per jaar. We zouden onze eigen kapel op de
kaart moeten zetten.”
Claire
barstte in lachen uit. “Pierre, we zijn al in geen zeven jaar naar de kerk
geweest. Ja, naar de nachtmis met kerst. We bidden nooit.”
“Daar gaat
het toch niet om? De katholieke kerk interesseert me nog maar heel weinig. Wat
me wel interesseert is het voortbestaan van ons hotel. Stel je voor dat er hier
meldingen worden gedaan van Maria-verschijningen!”
Claire keek
hem ongelovig, bijna spottend, aan. Enige tijd was alleen het geluid van de
vaatwasmachine te horen. Pierre zette een kaasplank met een stuk munster op
tafel en schonk bij.
“En, hoe
gaan we de Heilige Maagd hier laten verschijnen, Pierre?”
Hij krabde
aan zijn zes-dagenbaard. “Dat weet ik zo snel niet. Maar als ik me nu eens ging
verdiepen in wat er in Lourdes is gebeurd, halverwege de negentiende eeuw, met
dat arme meisje Bernadette, dan zouden we misschien iets kunnen nabootsen…”
“Ga die zaak
eerst maar eens goed bestuderen Pierre. Praat met pastoor Jean. Die onderhoudt
de kapel en weet vast veel over de geschiedenis van de verschijningen. En om te
beginnen zou je een stukje over de replica op onze website kunnen zetten, foto
erbij. Maar je denkt toch niet dat wij er eventjes een toeristische attractie
van kunnen maken?”
Ze had niet
veel zin om verder op het onderwerp in te gaan. Ze bespraken toch nog even de
dag, die een redelijke omzet had opgeleverd, dronken hun glazen leeg, ruimden
de boel op en vertrokken naar boven.
Nadat hij
zijn tanden had gepoetst, zei Pierre: “Goed idee, om er iets over op de website
te zetten”.
Claire las
in bed een tijdschrift en antwoordde niet.
Na het
ontbijt ging Pierre deze keer niet in de deuropening staan dagdromen, maar
wandelde hij de straat uit, betrad het bos en liep de heuvel op. Binnen vijf
minuten was hij bij het witte traliehekje. Als je niet omhoog keek, viel je niets
op. Hij opende het hek en beklom de trap.
De replica
van de grot van Massabielle was deels begroeid met klimop. In een nis stond een
stenen Mariabeeld van zeker een meter hoog – de dame was gekleed in een witte
jurk met een blauwe mantel en droeg een rozenkrans. De toegang tot de daadwerkelijke
grot was afgesloten door een hoog wit traliehek. Pierre probeerde het te openen, maar het was
op slot. De ruimte was ingericht als een kapel: op een klein altaar stonden een
crucifix, een Mariabeeldje en uitgedoofde waxinelichtjes en kaarsen. Zoals verwacht, was hij de enige bezoeker. Hij
draaide zich om, ging op de betonnen rand voor het hek zitten en keek uit over
het dal met in de verte de grazende koeien. Aan de hemel zag hij twee buizerds. De zon
scheen op zijn gezicht en hij genoot van de stilte en het uitzicht.
Zondagochtend
ging hij naar de Saint-Martinkerk in La Garenne. Hij voelde zich er schuldig
over - nu hij iets nodig had van de pastoor, kwam hij opeens weer.
Opportunistisch, dacht Pierre, maar het gaat wel om mijn broodwinning.
Hij wist dat
de middeleeuwse kerk in zijn gehucht populair was, maar was toch onder de
indruk van het grote aantal bezoekers toen hij er binnen liep. Al viel hem wel
de vergrijzing op. Onmiddellijk werd hij enigszins verbaasd begroet door een
aantal dorpsgenoten.
“Ach, ik ben
nog steeds lid”, zei Pierre. “Maar Claire en ik draaien La Grotte met ons
tweeën, eten doen we om de beurt. Ik heb weinig tijd”.
“Ik weet er
alles van”, viel hôtelier Eduard uit het dorpje Genetouse hem bij. “Wij hebben ons
personeel moeten ontslaan, mijn vrouw Christine schilt de aardappelen.”
De gezette
man kwam naast Pierre zitten in de kerkbank, achterin. Ze kenden elkaar al
jaren maar zagen elkaar zelden. Vroeger, als La Grotte vol zat, werden
reizigers verwezen naar Eduards Le Moulin en vice versa. Een moment overwoog
Pierre zijn idee aan zijn collega te vertellen - ze zouden immers allebei kunnen
profiteren van wonderlijke gebeurtenissen in de grot - maar hij deed het niet.
Hij zweeg en keek rond in het gotische bouwwerk.
Toeval of
niet, pastoor Jean had zich in zijn preek laten inspireren door het verhaal Gods engel bij Maria (Lucas 1, 26-38).
Pierre luisterde er aandachtig naar. De preek herinnerde hem eraan dat
bijbelverhalen op zichzelf mooi en leerzaam kunnen zijn. Uit volle borst zong hij
liederen in het Latijn mee. De mis eindigde met de eucharistieviering en ook
daaraan nam Pierre deel. Bij het aanreiken van de wijn en de hostie was de oude
pastoor blij verrast Pierre in zijn kerk te zien.
Hoe lang hij
ook had gestaard naar de kaarsen op het altaar, het Mariabeeld links en het enorme
kruisbeeld rechts van de tafel en hoezeer hij de woorden van de pastoor tot
zich liet doordringen en zich overgaf aan het “lichaam van Christus” - zijn
geloof kwam die ochtend niet terug. Hoewel hij het één seconde als een teken
ervoer, dat de preek juist vandaag over Maria ging.
Na afloop nam
Pierre eerst hartelijk afscheid van Eduard. Daarna begroette hij pastoor Jean,
die zei het zeer op prijs te stellen dat hij was gekomen.
“Meneer
pastoor, kan ik u even spreken?”
“Natuurlijk,
laten we even gaan zitten.”
Hij nam
Pierre mee naar zijn kantoortje, waar het rook naar oude boeken en het klokgebeier
luid was te horen en zette koffie in een belendend keukentje. Ze gingen
tegenover elkaar aan zijn bureau zitten. Laptop en printer en een grote stapel
papieren werden opzij geschoven om plaats te maken voor twee koppen. Verder
waren ze omgeven door boeken op planken aan de muren: bijbels, encyclopedieën, theologische
verhandelingen, kerkgeschiedenis. Aan de muur achter het bureau hing slechts een
kleine crucifix.
“Het gaat
toch wel goed met u?” vroeg Jean enigszins bezorgd.
“Ja, nou,
ja, de reden dat ik u wil spreken… Ik wil graag meer weten over de
Maria-verschijningen bij Lourdes.”
Pastoor Jean
keek Pierre enige tijd nadenkend aan. Hij nam een slok van zijn koffie en
zuchtte.
“Bernadette
Soubirous…” sprak hij langzaam.
“Waarom wilt
u daarover meer weten? Vanwege de kapel in het bos?”
“Ik zal open
kaart spelen”, zei Pierre. “De zaken gaan slecht, elke zomer hebben we minder
klanten. Om over de rest van het jaar maar te zwijgen. En ik dacht: is er geen
mogelijkheid om toeristen te trekken met de replica van de grot?”
De pastoor keek
verbaasd, alsof Pierre iets nog niet wist dat hij wel wist.
“Uw hotel is
niet voor niets vernoemd naar de nagebouwde grot. Dat was in de jaren dertig
van de vorige eeuw. De kapel heeft toen wel enige populariteit gekend”.
“Hoe wisten
de mensen dan van het bestaan ervan?” vroeg Pierre, terwijl hij zijn blik langs
de boeken liet gaan, krabbend aan zijn baard.
“Ik denk dat
het mond-op-mondreclame is geweest. Overigens komen er nog steeds bezoekers. De
kapel is elke zondagmiddag open. Ik leg er dan een gastenboek neer waar regelmatig
in wordt geschreven. Na afloop neem ik het mee naar huis, anders gaat het
schimmelen.”
Hij wees op
een dik, oud schrift met harde zwarte kaft op zijn bureau. Nu was Pierre
verbaasd. Hij wist niet dat de kapel zo vaak toegankelijk was. Zondagmiddag was
hij altijd aan het werk.
“Bernadette groeide
op in een arm molenaarsgezin”, begon de pastoor Jean. “Ze was katholiek, maar ongeletterd
en had geen catechismus gedaan. Op een dag ging ze hout sprokkelen met haar
zusje en een vriendinnetje bij de grot van Massabielle, aan het riviertje de
Gave.
Later verklaarde
ze eerst een windvlaag te hebben gevoeld zonder takken te zien bewegen en toen
een gestalte te zien van een dame in een witte sluier met een grote blauwe ceintuur
om haar middel en gele rozen op haar voeten. Ze baden samen de rozenkrans.
Daarna verdween de verschijning. Binnen een half jaar zou Bernadette in 1858 achttien
maal de dame hebben gezien. In het begin werd ze door niemand geloofd, ook niet
door haar ouders.
Het verhaal begon
de ronde te doen in Lourdes en er kwamen er steeds meer mensen naar de grot. Die
zagen hoe Bernadette telkens bleek werd en in trance geraakte. Na de zoveelste
verschijning wilde pastoor Peyramale maar één ding van haar weten: de naam van de
dame in het wit. Ze moest zich bekend maken aan het meisje, dat tot dat moment
niet had verklaard wie ze zag.”
Pierre
luisterde geboeid. Ondertussen realiseerde hij zich dat Claire er alleen
voorstond, maar ze zou hem bellen als het te druk werd. Hij zette zijn mobiele
telefoon aan, op de trilstand. Ze namen een tweede kop koffie.
Pastoor Jean
leunde achterover in zijn bureaustoel en ging verder. “Bernadette vertelde de
pastoor van Lourdes dat de dame al met haar had gesproken. Opmerkelijk daarbij
was dat ze haar zou hebben gevraagd te drinken van een bron, terwijl er
helemaal geen bron was. In het bijzijn van enkele honderden belangstellenden
groef het meisje tijdens de negende verschijning met haar handen een waterbron
op.
Bij de
zestiende verschijning maakte de dame zich aan Bernadette bekend met de woorden:
“Que soy
era immaculada councepciou”.
De pastoor
bleef Pierre enige tijd zwijgend aankijken.
“Welke taal
is dat en wat betekent het?”
“Het is
patois, een streektaal uit de Pyreneeën en het betekent: ‘Ik ben de onbevlekte
ontvangenis.’ Pas toen ze deze boodschap overbracht aan de
pastoor, nam hij haar serieus.”
In december
1854 had Paus Pius IX de binnen de katholieke kerk niet onomstreden onbevlekte
ontvangenis van Maria tot dogma verheven. Wat inhield dat Maria volgens de
kerkelijke leer bij haar geboorte niet was belast met de erfzonde. Familie,
onderwijzer en pastoor waren het erover eens dat Bernadette dit niet kon weten
ten tijde van haar bezoeken aan de grot. Het was onderwezen op school noch
gepreekt in de kerk van Lourdes.
De eerste
wonderbaarlijke genezing vond plaats: een vrouw stak haar ontwrichte arm in het
bronwater en kon deze daarna weer bewegen. Bij de zeventiende verschijning raakte
de vlam van een kaars een uur lang de hand van Bernadette, zonder dat deze
verbrandde. Een aanwezige arts bevestigde dit. Henri Lasserre was bijna blind.
Op aanraden van een vriend ging hij naar de inmiddels bekende grot, waste zijn
gezicht met water uit de bron en kon weer zien.
Pierre was
verbluft door de kennis van de pastoor over het onderwerp. Deze stelde voor om
die middag bij de kapel in het bos langs te komen, wanneer die geopend was.
“Dan vertel
ik u meer over Bernadette. Ik raad u trouwens aan haar brieven te lezen.”
Die middag
liet Pierre zijn vrouw opnieuw alleen in het hotel en beloofde terug te zijn
voor etenstijd. Hij wilde alles weten over de gebeurtenissen - of ze nu
werkelijk hadden plaatsgevonden of niet, deed niet ter zake. Klandizie, daar
ging het om. Hij had eigenlijk nog geen flauw idee hoe hij mensen naar de
replica zou moeten lokken en voelde zich niet echt gesteund door zijn
sceptische vrouw Claire.
Het was een
prachtige zondagmiddag, windstil en niet te warm. Toen Pierre te voet de top
van de heuvel bereikte, stond er al een groepje bezoekers bij de namaakgrot. Een
paar toeristen en enkele oude bewoners uit de streek. Hij maakte een praatje en
kwam er snel achter dat sommige dorpelingen de kapel bijna hun hele leven
bezochten. Even later verscheen pastoor Jean glimlachend, nog altijd in
soutane, met een sleutelbos en het gastenboek. Hij opende het hek en ze
betraden de grot.
“Welkom,
welkom”, zei de pastoor en legde het gastenboek op het altaar.
“Fijn om
nieuwe gezichten te zien. Mijn vriend Pierre is hier ook voor het eerst en wil
meer weten over de verschijningen in Lourdes.”
Een oud, krom
vrouwtje met een stok stak een waxinelichtje aan en sloeg een kruis.
“Voor mijn
man”, zei ze.
“Het zal u moeite
hebben gekost om de trappen te beklimmen”, zei Pierre.
“De Heilige
Maagd geeft me kracht! Al zestig jaar. Lopend uit Genetouse… De laatste acht
jaar alleen… En de laatste vijf met stok, haha!”
Pastoor Jean
vertelde dat de rooms-katholieke kerk niet over een nacht ijs gaat bij het
erkennen van wonderen. Pas na grondige studie onderschreef zij wat Bernadette
en de meeste getuigen bij de grot hadden verklaard: dat Maria er was
verschenen. Na haar dood werd Bernadette heilig verklaard. Daartoe moest haar
lijk volgens de voorschriften ‘gekend’ en opgegraven worden. Dat is driemaal
gebeurd. Het lichaam bleek volledig intact, er is zelfs een stuk uit de lever
gesneden. Bernadette ligt opgebaard in het klooster van Nevers, niet ver van
La Garenne.
Pierres oog
viel op het gastenboek. Terwijl de pastoor doorpraatte, pakte hij het op en
begon te bladeren. De vergeelde pagina’s bevatten veel persoonlijke notities
van bezoekers die ongetwijfeld een kaars of waxinelichtje hadden aangestoken
voor een verloren dierbare, in het Frans en Engels. De eerste aantekeningen
dateerden uit 1922, op sommige bladzijden was de tekst geheel onleesbaar
geworden.
In een
ongedateerde notitie, halverwege het schrift, trof hem één zin in het bijzonder
die hij nog net kon lezen:
Ik weet zeker wie dit meisje was.
Reacties
Een reactie posten