Boeken en verhalen Reindert Brongers

Hier vind je de covers en flapteksten van mijn twee romans. Daaronder heb ik een verhaal afgedrukt. Naar Artis verscheen in 2009 en Een schreeuw op de Dam in 2014. Beide zijn uitgegeven door uitgeverij Aspekt. Gratis bij mij te bestellen zolang de voorraad strekt - als je de verzendkosten betaalt. En anders tegen betaling in elke boekhandel of bij de uitgever via de volgende link: https://uitgeverijaspekt.nl/auteur/reindert-brongers/

Literair tijdschrift Bühne publiceert regelmatig verhalen en artikelen van mij: http://letterenvoorbuhne.blogspot.com/ . Zo schreef ik een uitgebreid essay over auteur Hermine de Graaf (1951- 2013). Ik deed onderzoek en heb geprobeerd de vraag te beantwoorden waarom zij in de vergetelheid is geraakt. 
Het fictieve verhaal Hotel La Grotte heb ik hier geplaatst. Het werd eerder gepubliceerd in Bühne april 2019 en speelt zich af in een Frans dorpje. Hôtelier Pierre ziet zijn klandizie teruglopen en heeft zijn hoop nu gevestigd op de nabij gelegen replica van de grot bij Lourdes. Er moet iets gebeuren dat toeristen trekt, maar hoe? Pierre gaat zich verdiepen in Bernadette Soubirous en de Mariaverschijningen. 






Hotel La Grotte

Na het ontbijt stond Pierre in de deuropening van zijn hotel en keek naar de grijze lucht. Het hoogseizoen was begonnen maar ook dit jaar nam het aantal gasten af. Hij had het zo mooi weten te omschrijven op zijn pas gelanceerde website: “Hotel La Grotte is gelegen aan de rand van het Parc Naturel Régional in het hart van de Morvan, een van de dunst bevolkte regio’s van Frankrijk. Hier vindt u nog rust en stilte in een gebied met prachtige wandel- en fietsroutes. U bevindt zich in de Bourgogne met zijn wereldberoemde wijngaarden en culinaire traditie. Elke kamer heeft uitzicht op het bos.”

Jongeren uit het gehucht La Garenne en de dorpjes eromheen trokken weg, naar de stad. Verder hadden de traditionele hotels meer concurrentie te duchten van gîtes en chambres d’hôtes. Deze lokten weliswaar toeristen naar het gebied, maar niet naar zijn hotel, stelde hij vast. Nou ja, behalve enkele nieuwe klanten die op het terras iets kwamen drinken. Soms bleven ze eten. Maar omdat ze een huisje of kamer hadden gehuurd, kookten ze meestal zelf.

De generatie van backpackers liet rustige familiehotels links liggen. Voor kleine boeren die hun métier noodgedwongen hadden moeten opgeven in de moordende concurrentie met grootschalige landbouwbedrijven was de verhuur van gîtes en chambres d’hôtes een uitkomst om rond te komen - voor de horeca vormden deze onderkomens een bedreiging.

Pierre en Claire hielden het hoofd boven water dankzij een kleine schare vaste klanten. Enkele stamgasten op het terras, aan de bar, in het restaurant en hotel. Door de vergrijzing werden dat er steeds minder. Personeel konden ze niet meer betalen. Moest hij de zaak sluiten? Of moderniseren?  Voor dat laatste was geen geld.

Zo stond Pierre elke ochtend te piekeren in de deuropening, uitkijkend op bos en akkers. Een enkele keer groette hij een bekende uit het dorpje. In de verte loeide af en toe een limousin of was de roep te horen van een buizerd of sperwer.

Een kerk, een bakkerij en een hotel-restaurant – daar moest La Garenne het van hebben. Voor het overige gingen de bewoners naar Étang-sur-Arroux of Autun. De pastoor hield er rekening mee dat zijn kerk elke zondag redelijk vol zat. Er kwamen ook parochianen uit dorpen waar de kerk zijn deuren had moeten sluiten. Pastoor Jean sprak er weleens over met Pierre en Claire. De boulanger had evenmin te klagen over klandizie. De katholieken waren hier trouw aan hun eigen parochie - het gaf hun een soort familiegevoel - en brood aten ze nu eenmaal dagelijks. Een hotel-restaurant daarentegen kan minder leunen op lokale bewoners.

Toch had La Garenne iets binnen haar grenzen dat meer toeristen zou kunnen trekken, en dat was een replica van de grot van Massabielle te Lourdes. Deze lag verscholen in het bos op een heuvel, enkele honderden meters van de dorpskern. Er liep een weg langs, maar als je je er niet van bewust was, reed je er zo voorbij. Om het bescheiden bedevaartsoord  te bereiken, moest je eerst een hekje door en dan een trap op. Pierre reed er regelmatig langs en zag er vrijwel nooit iemand bij de toegang. Viel er niets te bedenken om de aandacht erop te vestigen? Deze gedachte sluimerde al enkele jaren en werd steeds sterker. Hij zou het er die avond met Claire over hebben.

Iets opgewekter dan anders zei hij zijn vrouw gedag, stapte in zijn oude Peugeot bestelbus en ging op weg naar Autun voor de noodzakelijke inkopen. Claire hield zich bezig met het ontbijt voor de gasten, het uitchecken, kamers gereedmaken en hopelijk met het inchecken van enkele nieuwe hotelgasten. Het was vrijdag; ze verwachtten wat meer klanten dan op de afgelopen dagen. Tijdens de rit overwoog hij nog even langs de namaak-grot te rijden, om er een kijkje te nemen, maar zag ervan af.

“Eerst maar eens horen hoe Claire erover denkt”.

La Grotte was gebouwd in het midden van de negentiende eeuw en deed enkele generaties dienst als familiehotel. Zijn naam kreeg het pas toen de replica in het bos was gefabriceerd in 1907. Nadat de laatste telg uit de familie zeven jaar geleden was vertrokken uit La Garenne naar Autun, en het hotel enige maanden leeg stond, besloten Pierre en Claire het erop te wagen. Ze verkochten hun restaurant voor een goede prijs en namen La Grotte voor een habbekrats over. Dat was het moment dat ze hun zonen Alphonse en Nicolas achterlieten in Étang-sur-Arroux.

Pierre en Claire lieten het interieur vrijwel onaangetast: betegelde vloeren, donkere houten lambrisering langs de wanden en houten balken aan het plafond. De kop van een everzwijn en het wagenwiel bleven aan de muur hangen.

Hoe slecht het ook ging met de omzet, ze genoten elke dag van de ligging, de rust, de schoonheid van het landschap en de gemoedelijke sfeer. Ze namen de tijd voor hun klanten, waren op de hoogte van het wel en wee van hun stamgasten en zetten hun graag een goede maaltijd en goede wijnen voor. Boeuf Bourguignon was hun specialiteit. Als hun klanten genoten, deden Pierre en Claire dat ook – daarom hielden ze het al zeven jaar vol.

Claire serveerde het echtpaar Le Grand uit Parijs een fles Nuits- Saint-Georges en vertelde uitgebreid over deze wijn. Verder was er een Nederlands echtpaar waar Pierre zich mee bezighield, meneer en mevrouw Noteboom. Beide stellen hadden hun vaste tafels in het restaurant, elke zomer, al zo’n jaar of vijftien. Omdat de tijdelijke sluiting van het hotel in de winter was gevallen, hadden ze niets gemerkt van de overname. De Fransen bleven altijd twee weken, de Nederlanders drie. De Notebooms spraken redelijk Frans en vertelden elk jaar hoe ze La Grotte hadden ontdekt, de ene keer aan Pierre, de andere aan Claire.

“We waren onderweg naar Autun en zouden daar een hotel zoeken”, begon meneer Noteboom.

“Maar u raakte de weg kwijt!” vulde Pierre aan.

“Ja, hoe weet u dat?”

Behalve de Le Grands en de Notebooms waren er drie andere stellen in het restaurant, waarvan er twee bleven overnachten. Eerder op de avond hadden er vier mensen gegeten en op het terras en aan de bar stond het aantal klanten vandaag op zes. Père Emil zat er nog steeds aan een glas macvin de Jura. Vier van de tien kamers waren bezet. Het kon slechter, dacht Pierre.

Toen de laatste gasten waren vertrokken naar hun kamers, de vaatwasmachine aan stond en de deur van La Grotte op slot was, pakte Pierre een reeds geopende fles Bourgogne en schonk Claire en hemzelf een glas in, zoals elke dag op dit tijdstip. Aan de keukentafel namen ze meestal de dag door. Deze keer had Pierre iets anders te bespreken.

Na een halve minuut te hebben gezwegen zei hij: “Claire, ik heb de laatste tijd veel nagedacht over de vraag hoe we meer klanten kunnen trekken”.

“Je hebt een paar maanden geleden met hulp van Nicolas een website gebouwd! Denk je niet dat die zijn vruchten gaat afwerpen?”, antwoordde zijn vrouw, die een elastiekje uit haar lange zwarte haar haalde, en even met haar hoofd schudde.

“Tot nu toe in elk geval niet. Nicolas heeft me vorige week de statistieken laten zien van het aantal bezoekers ervan, en dat valt nogal tegen. Natuurlijk is het een mooi uithangbord. We gaan met onze tijd mee. Maar hoeveel nieuwe bezoekers reserveren online? Drie tot nu toe.”

Ze proostten.

“Op de website!” Claire moest er een beetje bitter om lachen.

“Ik heb eens zitten denken…” begon Pierre nadat hij een slok had genomen.

“Om welke reden zouden er nu meer toeristen naar een gehucht als La Garenne komen?”, vervolgde hij.

‘’Vanwege ons uitstekende hotel!” riep Claire uit.

“Dat is natuurlijk een heel goede reden, dat ben ik met je eens. Maar we hebben geen Michelin-ster. Weliswaar een vermelding, maar geen ster. We moeten onder ogen zien dat het aantal klanten terugloopt.”

“En, dus…?”

“Je weet dat hier vlakbij de grot van Lourdes is nagebouwd. Kunnen we daar niet iets mee? De echte grot trekt miljoenen mensen per jaar. We zouden onze eigen kapel op de kaart moeten zetten.”

Claire barstte in lachen uit. “Pierre, we zijn al in geen zeven jaar naar de kerk geweest. Ja, naar de nachtmis met kerst. We bidden nooit.”

“Daar gaat het toch niet om? De katholieke kerk interesseert me nog maar heel weinig. Wat me wel interesseert is het voortbestaan van ons hotel. Stel je voor dat er hier meldingen worden gedaan van Maria-verschijningen!”

Claire keek hem ongelovig, bijna spottend, aan. Enige tijd was alleen het geluid van de vaatwasmachine te horen. Pierre zette een kaasplank met een stuk munster op tafel en schonk bij.

“En, hoe gaan we de Heilige Maagd hier laten verschijnen, Pierre?”

Hij krabde aan zijn zes-dagenbaard. “Dat weet ik zo snel niet. Maar als ik me nu eens ging verdiepen in wat er in Lourdes is gebeurd, halverwege de negentiende eeuw, met dat arme meisje Bernadette, dan zouden we misschien iets kunnen nabootsen…”

“Ga die zaak eerst maar eens goed bestuderen Pierre. Praat met pastoor Jean. Die onderhoudt de kapel en weet vast veel over de geschiedenis van de verschijningen. En om te beginnen zou je een stukje over de replica op onze website kunnen zetten, foto erbij. Maar je denkt toch niet dat wij er eventjes een toeristische attractie van kunnen maken?”

Ze had niet veel zin om verder op het onderwerp in te gaan. Ze bespraken toch nog even de dag, die een redelijke omzet had opgeleverd, dronken hun glazen leeg, ruimden de boel op en vertrokken naar boven.

Nadat hij zijn tanden had gepoetst, zei Pierre: “Goed idee, om er iets over op de website te zetten”.

Claire las in bed een tijdschrift en antwoordde niet.

Na het ontbijt ging Pierre deze keer niet in de deuropening staan dagdromen, maar wandelde hij de straat uit, betrad het bos en liep de heuvel op. Binnen vijf minuten was hij bij het witte traliehekje. Als je niet omhoog keek, viel je niets op. Hij opende het hek en beklom de trap.

De replica van de grot van Massabielle was deels begroeid met klimop. In een nis stond een stenen Mariabeeld van zeker een meter hoog – de dame was gekleed in een witte jurk met een blauwe mantel en droeg een rozenkrans. De toegang tot de daadwerkelijke grot was afgesloten door een hoog wit traliehek.  Pierre probeerde het te openen, maar het was op slot. De ruimte was ingericht als een kapel: op een klein altaar stonden een crucifix, een Mariabeeldje en uitgedoofde waxinelichtjes en kaarsen.  Zoals verwacht, was hij de enige bezoeker. Hij draaide zich om, ging op de betonnen rand voor het hek zitten en keek uit over het dal met in de verte de grazende koeien.  Aan de hemel zag hij twee buizerds. De zon scheen op zijn gezicht en hij genoot van de stilte en het uitzicht.

Zondagochtend ging hij naar de Saint-Martinkerk in La Garenne. Hij voelde zich er schuldig over - nu hij iets nodig had van de pastoor, kwam hij opeens weer. Opportunistisch, dacht Pierre, maar het gaat wel om mijn broodwinning.

Hij wist dat de middeleeuwse kerk in zijn gehucht populair was, maar was toch onder de indruk van het grote aantal bezoekers toen hij er binnen liep. Al viel hem wel de vergrijzing op. Onmiddellijk werd hij enigszins verbaasd begroet door een aantal dorpsgenoten.

“Ach, ik ben nog steeds lid”, zei Pierre. “Maar Claire en ik draaien La Grotte met ons tweeën, eten doen we om de beurt. Ik heb weinig tijd”.

“Ik weet er alles van”, viel hôtelier Eduard uit het dorpje Genetouse hem bij. “Wij hebben ons personeel moeten ontslaan, mijn vrouw Christine schilt de aardappelen.”

De gezette man kwam naast Pierre zitten in de kerkbank, achterin. Ze kenden elkaar al jaren maar zagen elkaar zelden. Vroeger, als La Grotte vol zat, werden reizigers verwezen naar Eduards Le Moulin en vice versa. Een moment overwoog Pierre zijn idee aan zijn collega te vertellen - ze zouden immers allebei kunnen profiteren van wonderlijke gebeurtenissen in de grot - maar hij deed het niet. Hij zweeg en keek rond in het gotische bouwwerk.

Toeval of niet, pastoor Jean had zich in zijn preek laten inspireren door het verhaal Gods engel bij Maria (Lucas 1, 26-38). Pierre luisterde er aandachtig naar. De preek herinnerde hem eraan dat bijbelverhalen op zichzelf mooi en leerzaam kunnen zijn. Uit volle borst zong hij liederen in het Latijn mee. De mis eindigde met de eucharistieviering en ook daaraan nam Pierre deel. Bij het aanreiken van de wijn en de hostie was de oude pastoor blij verrast Pierre in zijn kerk te zien.

Hoe lang hij ook had gestaard naar de kaarsen op het altaar, het Mariabeeld links en het enorme kruisbeeld rechts van de tafel en hoezeer hij de woorden van de pastoor tot zich liet doordringen en zich overgaf aan het “lichaam van Christus” - zijn geloof kwam die ochtend niet terug. Hoewel hij het één seconde als een teken ervoer, dat de preek juist vandaag over Maria ging.

Na afloop nam Pierre eerst hartelijk afscheid van Eduard. Daarna begroette hij pastoor Jean, die zei het zeer op prijs te stellen dat hij was gekomen.

“Meneer pastoor, kan ik u even spreken?”

“Natuurlijk, laten we even gaan zitten.”

Hij nam Pierre mee naar zijn kantoortje, waar het rook naar oude boeken en het klokgebeier luid was te horen en zette koffie in een belendend keukentje. Ze gingen tegenover elkaar aan zijn bureau zitten. Laptop en printer en een grote stapel papieren werden opzij geschoven om plaats te maken voor twee koppen. Verder waren ze omgeven door boeken op planken aan de muren: bijbels, encyclopedieën, theologische verhandelingen, kerkgeschiedenis. Aan de muur achter het bureau hing slechts een kleine crucifix.

“Het gaat toch wel goed met u?” vroeg Jean enigszins bezorgd.

“Ja, nou, ja, de reden dat ik u wil spreken… Ik wil graag meer weten over de Maria-verschijningen bij Lourdes.”

Pastoor Jean keek Pierre enige tijd nadenkend aan. Hij nam een slok van zijn koffie en zuchtte.

“Bernadette Soubirous…” sprak hij langzaam.

“Waarom wilt u daarover meer weten? Vanwege de kapel in het bos?”

“Ik zal open kaart spelen”, zei Pierre. “De zaken gaan slecht, elke zomer hebben we minder klanten. Om over de rest van het jaar maar te zwijgen. En ik dacht: is er geen mogelijkheid om toeristen te trekken met de replica van de grot?”

De pastoor keek verbaasd, alsof Pierre iets nog niet wist dat hij wel wist.

“Uw hotel is niet voor niets vernoemd naar de nagebouwde grot. Dat was in de jaren dertig van de vorige eeuw. De kapel heeft toen wel enige populariteit gekend”.

“Hoe wisten de mensen dan van het bestaan ervan?” vroeg Pierre, terwijl hij zijn blik langs de boeken liet gaan, krabbend aan zijn baard.

“Ik denk dat het mond-op-mondreclame is geweest. Overigens komen er nog steeds bezoekers. De kapel is elke zondagmiddag open. Ik leg er dan een gastenboek neer waar regelmatig in wordt geschreven. Na afloop neem ik het mee naar huis, anders gaat het schimmelen.”

Hij wees op een dik, oud schrift met harde zwarte kaft op zijn bureau. Nu was Pierre verbaasd. Hij wist niet dat de kapel zo vaak toegankelijk was. Zondagmiddag was hij altijd aan het werk.

“Bernadette groeide op in een arm molenaarsgezin”, begon de pastoor Jean. “Ze was katholiek, maar ongeletterd en had geen catechismus gedaan. Op een dag ging ze hout sprokkelen met haar zusje en een vriendinnetje bij de grot van Massabielle, aan het riviertje de Gave.

Later verklaarde ze eerst een windvlaag te hebben gevoeld zonder takken te zien bewegen en toen een gestalte te zien van een dame in een witte sluier met een grote blauwe ceintuur om haar middel en gele rozen op haar voeten. Ze baden samen de rozenkrans. Daarna verdween de verschijning. Binnen een half jaar zou Bernadette in 1858 achttien maal de dame hebben gezien. In het begin werd ze door niemand geloofd, ook niet door haar ouders.

Het verhaal begon de ronde te doen in Lourdes en er kwamen er steeds meer mensen naar de grot. Die zagen hoe Bernadette telkens bleek werd en in trance geraakte. Na de zoveelste verschijning wilde pastoor Peyramale maar één ding van haar weten: de naam van de dame in het wit. Ze moest zich bekend maken aan het meisje, dat tot dat moment niet had verklaard wie ze zag.”

Pierre luisterde geboeid. Ondertussen realiseerde hij zich dat Claire er alleen voorstond, maar ze zou hem bellen als het te druk werd. Hij zette zijn mobiele telefoon aan, op de trilstand. Ze namen een tweede kop koffie.

Pastoor Jean leunde achterover in zijn bureaustoel en ging verder. “Bernadette vertelde de pastoor van Lourdes dat de dame al met haar had gesproken. Opmerkelijk daarbij was dat ze haar zou hebben gevraagd te drinken van een bron, terwijl er helemaal geen bron was. In het bijzijn van enkele honderden belangstellenden groef het meisje tijdens de negende verschijning met haar handen een waterbron op.

Bij de zestiende verschijning maakte de dame zich aan Bernadette bekend met de woorden: Que soy era immaculada councepciou”.

De pastoor bleef Pierre enige tijd zwijgend aankijken.

“Welke taal is dat en wat betekent het?”

“Het is patois, een streektaal uit de Pyreneeën en het betekent: ‘Ik ben de onbevlekte ontvangenis.’ Pas toen ze deze boodschap overbracht aan de pastoor, nam hij haar serieus.”

In december 1854 had Paus Pius IX de binnen de katholieke kerk niet onomstreden onbevlekte ontvangenis van Maria tot dogma verheven. Wat inhield dat Maria volgens de kerkelijke leer bij haar geboorte niet was belast met de erfzonde. Familie, onderwijzer en pastoor waren het erover eens dat Bernadette dit niet kon weten ten tijde van haar bezoeken aan de grot. Het was onderwezen op school noch gepreekt in de kerk van Lourdes.

De eerste wonderbaarlijke genezing vond plaats: een vrouw stak haar ontwrichte arm in het bronwater en kon deze daarna weer bewegen. Bij de zeventiende verschijning raakte de vlam van een kaars een uur lang de hand van Bernadette, zonder dat deze verbrandde. Een aanwezige arts bevestigde dit. Henri Lasserre was bijna blind. Op aanraden van een vriend ging hij naar de inmiddels bekende grot, waste zijn gezicht met water uit de bron en kon weer zien.

Pierre was verbluft door de kennis van de pastoor over het onderwerp. Deze stelde voor om die middag bij de kapel in het bos langs te komen, wanneer die geopend was.

“Dan vertel ik u meer over Bernadette. Ik raad u trouwens aan haar brieven te lezen.”

Die middag liet Pierre zijn vrouw opnieuw alleen in het hotel en beloofde terug te zijn voor etenstijd. Hij wilde alles weten over de gebeurtenissen - of ze nu werkelijk hadden plaatsgevonden of niet, deed niet ter zake. Klandizie, daar ging het om. Hij had eigenlijk nog geen flauw idee hoe hij mensen naar de replica zou moeten lokken en voelde zich niet echt gesteund door zijn sceptische vrouw Claire.

Het was een prachtige zondagmiddag, windstil en niet te warm. Toen Pierre te voet de top van de heuvel bereikte, stond er al een groepje bezoekers bij de namaakgrot. Een paar toeristen en enkele oude bewoners uit de streek. Hij maakte een praatje en kwam er snel achter dat sommige dorpelingen de kapel bijna hun hele leven bezochten. Even later verscheen pastoor Jean glimlachend, nog altijd in soutane, met een sleutelbos en het gastenboek. Hij opende het hek en ze betraden de grot.

“Welkom, welkom”, zei de pastoor en legde het gastenboek op het altaar.

“Fijn om nieuwe gezichten te zien. Mijn vriend Pierre is hier ook voor het eerst en wil meer weten over de verschijningen in Lourdes.”

Een oud, krom vrouwtje met een stok stak een waxinelichtje aan en sloeg een kruis.

“Voor mijn man”, zei ze.

“Het zal u moeite hebben gekost om de trappen te beklimmen”, zei Pierre.

“De Heilige Maagd geeft me kracht! Al zestig jaar. Lopend uit Genetouse… De laatste acht jaar alleen… En de laatste vijf met stok, haha!”

Pastoor Jean vertelde dat de rooms-katholieke kerk niet over een nacht ijs gaat bij het erkennen van wonderen. Pas na grondige studie onderschreef zij wat Bernadette en de meeste getuigen bij de grot hadden verklaard: dat Maria er was verschenen. Na haar dood werd Bernadette heilig verklaard. Daartoe moest haar lijk volgens de voorschriften ‘gekend’ en opgegraven worden. Dat is driemaal gebeurd. Het lichaam bleek volledig intact, er is zelfs een stuk uit de lever gesneden. Bernadette ligt opgebaard in het klooster van Nevers, niet ver van La Garenne.

Pierres oog viel op het gastenboek. Terwijl de pastoor doorpraatte, pakte hij het op en begon te bladeren. De vergeelde pagina’s bevatten veel persoonlijke notities van bezoekers die ongetwijfeld een kaars of waxinelichtje hadden aangestoken voor een verloren dierbare, in het Frans en Engels. De eerste aantekeningen dateerden uit 1922, op sommige bladzijden was de tekst geheel onleesbaar geworden.

In een ongedateerde notitie, halverwege het schrift, trof hem één zin in het bijzonder die hij nog net kon lezen:

Ik weet zeker wie dit meisje was.

 

Reacties